woensdag 12 juli 2006

Doeschka Meijsing - 100 % Chemie



Ik kreeg van mijn zus in de zomer van 2003, nadat ik haar had geholpen bij haar bevalling, en zij teruggekeerd was naar de VS waar ze toen woonde, een envelop met daarin twee dollar en een kaartje: Doeschka Meijsing, 100 % chemie, p. 36. Ik had geen flauw idee wat dat betekende en riep de hulp van de boekies in. Al snel kwam een van de boekgrrls met het juiste fragment op de proppen:

'Wat moet ik nou met twee dollar?' vroeg mijn moeder, verlegen voor haar doen, terwijl ze twee groene dollar-biljetten omhooghield, 'hij zal toch niet denken dat ik aan de bedelstaf ben geraakt?'
Ik legde haar uit, terwijl ik me erover verbaasde waar ik die kennis vandaan haalde, dat de twee biljetten een uitnodiging betekenden om naar Amerika te komen. Dat het een oude, Amerikaanse gewoonte was om twee dollar op te sturen, wat zoveel betekende als: kom zo snel als je kunt.'

Ik zat daarna al snel in de States.

Toen was toen, en nu is nu... eindelijk las ik het hele boek. Er hoort een prachtige site bij, waar je ook tekstfragmenten kunt lezen. Helaas alleen te benaderen met Internet Explorer...

De ondertitel luidt: een familieverhaal. En dat is het. Het beschrijft de levens van de nakomelingen van Maria Blumenträger, de overgrootmoeder van de ik-persoon.
Deze Maria Blumenträger had een florerende hoedenmakerij, vier dochters, een beetje een sullige man en, niet onbelangrijk, Pfiffikus. Over deze figuur wordt gesproken als over 'de arme Pfiffikus', wat zelfs een familieuitdrukking is.

Een van de dochters van Maria Blumenträger is Bettina, zij vertrekt naar Nederland, met haar Nederlands-Joodse man. Weliswaar was hij tot Duitser genaturaliseerde, maar dat werd in 1934 weer ongedaan gemaakt (wacht ff, zou Verdonk het idee hier vandaan hebben gehaald!). De andere dochters blijven in Duitsland.

De kinderen van de emigranten (waaronder de moeder van de ik-persoon, Ilna) hebben het niet gemakkelijk. Een Duitse moeder in en vlak na de oorlog maakt hen al snel tot het mikpunt van spot.

Ilna trouwt, gaat in het zwaar katholieke Brabant wonen en krijgt kind op kind (veelal wordt niet over 'ik' gesproken, maar over 'wij', als het over de kinderen gaat). Je kent dat wel, met zo'n pastoor die langskomt en in een huis vol kinderen nog maar eens aandringt op nog maar weer eens een kindeke. En dat terwijl de familie eigenlijk niet eens zo gelovig is. Moeder gelooft dat ze 100 % chemie zijn.

Er zijn nog steeds contacten met de achtergebleven familieleden in Duitsland. Vooral de nicht van de moeder, Else, die steenrijk geworden is in de schoenenbusiness, komt regelmatig in beeld.

De ik-persoon probeert zich een beeld van haar familiegeschiedenis te vormen, waarin ze allerlei theorietjes rondom vooral ook Pfiffikus maakt, een vogeltje, naar ze aanneemt, maar wat voor een? Eentje die luidt zingt? Of juist niet? Gekleurd of juist grijs? En waarom is het 'de arme Pfiffikus'? Haar moeder vertelt niets uit zichzelf, maar ontkracht de thoorieen van de ik-persoon keer op keer: "hoe kun je nou iets verzinnen over wat je nooit hebt meegemaakt?"

Zo'n boek dat je wel in een keer moet uitlezen, anders raak je de draad kwijt tussen alle generaties. Mooi!

Nog wat ezelsoortjes:
'Hier verschijnt mijn tante Else ten tonele, wier nagedachtenis mij zeer dierbaar is en die, als ik het voor het zeggen had, best mijn grootmoeder had mogen zijn, of sterker nog, mijn moeder. (...) God, dat is Else!, met die zin kwam een overweldigende hartelijkheid ons leven binnen, die door niets of niemand ooit is overtroffen.'

'(...), en wij begrepen voor het eerst dat de Duitsers altijd zo dik waren omdat ze de hele dag zaten te eten en te drinken en dat _dat_ nu het Wirtschaftswunder was.

'Te midden van korenvelden waarboven leeuweriken stonden te bidden, onder een strakblauwe hemel zonder Hollandse wolken, onthaald met vorstelijke tafels vol met het zure, harde brood van Duitsland, kreeg de helft van ons gezin onmidddelijk na aankomst migraine. De andere helft had de ruimte om des te geraffineerder zijn charmes uit te spelen en zijn dorst te lessen, bij de eerste slokken van de gouden wijn de kiem leggend voor een eeuwig heimwee naar de latere, overlopende glazen. (...), en na afloop van een paar uitbundige dagen vonden we elkaar met verbazing terug in het binnenste van de auto, vol verschillende, elkaar tegensprekende verhalen, zodat het schrijven van een familiegeschiedenis bij voorbaat een verloren zaak was.'

'_Hoe_ we ons redden valt buiten het bestek van deze familiegeschiedenis, maar ik moet vermelden dat ik schrok toen mijn meer dan tachtigjarige moeder, na het achtuurjournaal waarin triomfantelijk werd verkondigd dat het hele menselijk genoom eindelijk in kaart was gebracht, stelde: 'Ik geloof dat we allemaal voor de volle honderd procent uit chemie bestaan.'

Iain Banks - The wasp factory



Al een jaar of 10 geleden zag ik op tv de serie 'the crow road'. Een fantastisch verhaal, gebaseerd op de gelijknamige roman van Iain Banks. Ik ging toen op zoek naar het boek, kon dat niet vinden, en kocht in plaats daarvan het debuut van deze schrijver: 'the wasp factory'. Ik ben er al een paar keer eerder in begonnen, maar telkens gestopt want het is behoorlijk griezelig (de blurb meldt terecht: Enter - if you can bear it - the extraordinary private world of Frank). Nu echter vond ik de moed om door te lezen.

The wasp factory is het debuut uit 1984 van de in 1954 geboren Schotse schrijver Iain Banks, naar het Nederlands vertaald als De wespenfabriek.

Het verhaal:
Frank is een zwaar gestoord joch van 16 jaar. Hij woont met zijn vader op een schiereilandje ergens in Schotland (vlakbij Porteneil, dat, zo vermoed ik, een verzonnen plaatsje is). Eigenlijk bestaat Frank niet, hij is nooit bij de Burgelijke Stand aangegeven. Ze doen net alsof hij regelmatig komt logeren op het eiland. Frank gaat dus ook niet naar school, zijn vader onderwijst hem zelf, thuis.

Frank heeft als klein jongetje een ongelukje gehad, en dat maakt hem anders dan andere jongens. Wat er precies mis is gegaan wordt pas aan het eind van het boek duidelijk, dus daar ga ik niet op in, maar je weet wel al snel dat hij moeilijkheden heeft met naar het toilet gaan.

Omdat hij de hele dag op het eilandje is, en geen leeftijdsgenoten heeft, vermaakt Frank zich met bizarre spelletjes. Zo heeft hij een machine gemaakt waarin hij een gevangen wesp op twaalf verschillende manieren aan zijn eind kan laten komen, de ene manier nog wreder dan de andere. Uit de manier waarop de wesp sterft, leest Frank tekens voor de toekomst af. En deze wasp factory is maar een van de bizarre tijdverdrijven die Frank bezig houdt.

Heel koel vertelt hij over de doden die hij op zijn geweten heeft. Zijn jongere broertje, een nichtje, een neef. Allemaal welbewust omgebracht door Frank, maar niemand kan hem beschuldigen.

Frank is niet de enige gestoorde zoon. Zijn broer Eric is aan het begin van het boek ontsnapt uit een gesloten inrichting. Frank weet dat hij op weg is naar huis. Vol verwachting en angst wacht Frank op de terugkeer van Eric.

Als Eric er eenmal is, volgt de zinderende ontknoping van het boek. Althans, die was zinderend geweest als de waarheid over Frank niet aan het licht was gekomen. Maar omdat dat wel gebeurt zakte voor mij het boek toch een beetje in.

Fascinerend, geweldig, maar zo griezelig. Ik weet niet of ik het iemand aan durf te raden. Een paar voorbeeldjes:

"I hope you weren't out killing any of God's creatures."
I shrugged at him again. Of course I was out killing things. How the hell am I supposed to get heads and bodies for the Poles (dit zijn een soort totempalen die het eiland moeten beschermen, Else) and the Bunker if I don't kil things? There just aren't enough natural deaths.

My brother Paul was five when I killed him. I was eight. It was over two years after I had subtracted Blyth (...) that I found an opportunity to get rid of Paul. Not that I bore him any personal ill-will; it was simply that I knew he couldn't stay.

zondag 9 juli 2006

Hella Haasse - Fenrir



Van de week was ik op het station en door de hitte waren er allerlei vertragingen. Altijd een goede smoes om even een boek te scoren. Het werd een dunnetje (want ik had een Hele Zware werktas mee te slepen): Fenrir van Hella Haasse. Deze roman, bijna een novelle, dateert uit 2000 en heeft als ondertitel: Een lang weekend in de Ardennen.

Het verhaal
Een jonge journalist, Matthias Crone, heeft als hobby het bestuderen van wolven. Als hij een interview leest met de pianiste Edith Waldschade, waarin ter sprake komt dat zij wolven houdt op haar landoed in de Ardennen, is hij dan ook op slag geïntrigeerd.
Later doet zich de gelegenheid voor om naar het desbetreffende landgoed af te reizen. Daar ontmoet hij niet alleen Edith, maar ook haar voor oude, folkoristische, gebruiken levende zus met diens man, nogal een uitvreter, en hun naar een opwindend leven snakkende dochter. Daarnaast is er nog de halfbroer van de twee zussen, die op jonge leeftijd door hun vader in de steek is gelaten, naar hij beweert omdat hij niet de juiste (Arische) raskenmerken had. Wat was dat voor een man, die geleerde vader? Een nazi avant la lettre of een naieveling op zoek naar zijn Noordse wortels? Duidelijk is dat zijn dochter Edith haar liefde voor wolven van hem heeft geërfd.
Als Matthias arriveert blijken Ediths wolven er niet meer te zijn. Zijn ze ontsnapt, of zijn ze met opzet verjaagd?
Matthias besluit zich niet te bemoeien met het familiegebeuren, maar zich te storten op de omvangrijke wolvenbibliotheek die op het landgoed aanwezig is. Kan hij het volhouden om afzijdig te blijven?

Ik heb weer genoten van dit boekje van Haasse. Ze gebruikt een bijzondere manier van het verweven van de verschillende verhalen. De delen die vanuit het perspectief van Matthias zijn geschreven, zijn eigenlijk rechttoe-rechtaan verhalend. De gedeelten waarin Edith met haar halfbroer praat, zijn op een toneelachtige manier weergegeven, met aanwijzingen over houding, reacties en omgeving tussen haakjes. En daartussen door zijn er brieven, krantenartikelen, elk in een eigen stijl. In het begin bevreemdde me dat wel, maar in het verhaal blijkt het eigenlijk wel functioneel. Elk brengt namelijk zijn eigen sfeer mee.